Mijn ogen dwalen keer op keer af naar het linkerbeen voor mij. Ik let tijdens het hardlopen op de afwikkeling van de voet van het linkerbeen. Zwabbert-ie alle kanten op als een versgekookte spaghettisliert? Klapt-ie bij elke stap oncontroleerbaar op de grond als een logge zandzak?

Het antwoord is twee keer negatief. En dat is goed nieuws.

Dialect
Tot tien weken terug lagen het linkerbeen en ik nog met elkaar overhoop. Na de operatie had het linkerbeen vrij abrupt besloten een andere taal te spreken. Of beter gezegd, een ander dialect. Vergelijk het met een Limburger die de woorden van een rasechte Groninger probeert te ontcijferen: het linkerbeen herkende sommige woorden. Maar het linkerbeen had geen idee wat ik daar nu precies mee bedoelde.

Zo begreep het linkerbeen heel goed dat ik wilde lopen. Alleen weigerde het linkerbeen daarbij de linkervoet op te tillen. Zelfs als ik vanuit stilstand de linkervoet wilde optillen dan kwam het linkerbeen tussen beide. Ik stond machteloos tegenover mijn eigen lichaamsdeel.

‘Kankerkaart’
Volgens de artsen was er geen opzet in het spel bij het linkerbeen. Iets met een beschadigde of beknelde zenuw. Het resultaat van een vochtophoping als gevolg van de verwijderde lymfeklieren. En omdat er weer minder lymfeklieren zijn om dat vocht af te voeren, blijft de vochtophoping ook langer aanwezig dan normaal. Een fijne, vicieuze cirkel.

Het linkerbeen ging dus vrijuit. Ik verweet het linkerbeen ook niks. Ik speelde de ‘kankerkaart’. Wat in dit geval inhield dat de afvalligheid van het linkerbeen nog altijd minder erg was dan een potentieel dodelijke ziekte.

(Overigens is de ‘kankerkaart’ ook op andere momenten een handig middel. Mocht je ergens geen zin in hebben of je zin niet krijgen, dan kun je als patiënt óf oud-patiënt de kaart spelen in de hoop sympathie op te wekken en zo alsnog je zin te krijgen. Daarmee is overigens het enige voordeel van de ziekte wel benoemd.)

Ruzie
Toch irriteerde ik me steeds meer aan de rebelse houding van het linkerbeen. Tuurlijk, het linkerbeen ontcijferde mijn signalen steeds beter. Twee maanden na de operatie was het linkerbeen mij in het dagelijks leven zelfs nog nauwelijks tot last.

Maar het linkerbeen moest meer doen dan alleen ‘het dagelijks leven’. Het linkerbeen moest een Ironman 70.3 doen, met een halve marathon als laatste onderdeel. Ik had veel vertrouwen in het rechterbeen. Maar wat is een rechterbeen zonder linkerbeen!? Ik rekende op het linkerbeen.

Maar elke poging tot hardlopen verviel in een vervelende ruzie tussen het linkerbeen en ik. Terwijl ik al bezig was met de volgende stap, liet het linkerbeen de linkervoet steeds met een doffe dreun op de grond vallen. Zonder afwikkeling.

Gevolg: ook ruzie met mijn linkerheup en linkerbil. Want zij vingen nu alle klappen op. Het linkerbeen dreigde andere, tot voor kort neutrale lichaamsdelen mee te nemen in zijn revolutie.

Relatietherapie
De strijd tussen het linkerbeen en ik liep uit de hand. Ik heb me zelfs afgevraagd of het nog goed kwam, tussen het linkerbeen en ik. Op aanraden van mijn fysiotherapeut ben ik daarom in gesprek gegaan met het linkerbeen. Een soort relatietherapie. Samen oefeningen doen in de hoop elkaar te vinden.

Het begin was moeizaam. Het linkerbeen vond dat voorzichtige getrek aan die blauwe, rubberen band maar niets. Het linkerbeen had van jongs af aan met grof geweld tegen een voetbal aan getrapt en aanvallers van de tegenpartij omver gekegeld. Moest het linkerbeen zich nu verlagen tot een knullige oefening met een elastiekje?

Ook ik vond het helemaal niks. Ik wilde in Zell am See onder de vijf uur racen, met een afsluitende halve marathon onder de anderhalf uur. Ik wilde buiten twintig kilometer lopen, niet binnen twintig keer mijn voet optillen.

Deze gedeelde frustratie was goed nieuws. Het linkerbeen en ik zaten voor het eerst weer op dezelfde golflengte. We spraken weer dezelfde taal.

Vanaf dat moment hebben het linkerbeen en ik afgesproken dat we samen verder gaan. Zodat we niet meer terug hoeven naar oefeningen waar we ons eigenlijk te sportief voor voelen. Daarbij kregen we hulp uit onverwachte hoek: ook de schouders besloten zich er onder te zetten.

Prikkels
Het linkerbeen en ik zijn inmiddels twee maanden en vele oefeningen verder. We zijn er nog niet. Bij een overvloed aan prikkels kan het linkerbeen mij nog steeds volledig negeren. Maar we kunnen in ieder geval weer samen hardlopen, het linkerbeen en ik.

Voorlopig is dat genoeg. Meer hebben het linkerbeen en ik namelijk niet nodig om in Zell am See te laten zien dat we er weer zijn, dat we de tijd van blauwe elastiekjes definitief voorbij zijn.

En misschien, heel misschien, noem ik het linkerbeen dan ook weer ‘mijn’ linkerbeen.

Fokko